empty

Impact in het SW-journaal


donderdag 29 okt 2020

SW-Journaal reist naar Kampen en ontleedt Impact. Of hoe een slimme invulling van de twee bedrijfspanden leidt tot financieel en maatschappelijk succes. En tot een droom: inwoners begeleiden op alle levensgebieden.
Tekst van Stan Verhaag.


Uit het 'wijzij-denken' gekomen.

Toen Rob Rikmanspoel bij Impact begon in 2017, was het nog echt een SW-bedrijf. ‘De slogan was: IMpact een pact tussen Industrie en Mens. Anno 2020 omschrijft Rikmanspoel Impact als ‘een maatschappelijk werkgever, re-integratiebedrijf of detacheringsbureau’ – afhankelijk van het publiek dat hij voor zich heeft. ‘Er is niks mis met SW-bedrijf, maar we positioneren ons bewust als een maatschappelijk bedrijf.’ Impact werkt voor Kampen en Dronten, wat behalve gemeenten ook twee arbeidsmarktregio’s zijn. Dronten heeft 42.000 inwoners, Kampen 55.000. Bij Impact werken 80 SW-medewerkers uit Dronten en 270 uit Kampen. Daarnaast zijn ongeveer 100 medewerkers via de brede doelgroep aan Impact verbonden, van mensen in de bijstand tot statushouders tot Wajongers. Naast deze medewerkers zijn er 200 klanten als traject onderweg naar betaald werk of arbeidsmatige dagbesteding.
 
Geen verschil zien
Rob Rikmanspoel vertelt dat Impact juist vanochtend diverse werkplekken heeft ingevuld bij de groenvoorziening van Kampen, inclusief een bijbehorende opleiding. Hij gaat er blij van kijken: ‘Onze aanpak sluit mooi aan bij wat ik heb meegenomen uit mijn vorige banen: dat je geen verschil moet zien tussen mensen. Of je als ondernemer nu kiest voor Randstad, Adecco of Impact Detacheringsbureau, ons doel is en blijft om zowel ondernemers als de gemeente en het UWV te ontzorgen. De gemeenten zijn blij dat we aan het eind van elk jaar een operationele bedrijfswinst maken. En dat zonder extra begeleidings-fee voor de SW vooraf. Praten vanuit zwarte cijfers maakt het ondernemen een stuk makkelijker. En het kan, mede dankzij onze twee prachtige bedrijfspanden in Kampen en Dronten.’
De bedrijfspanden van Impact leveren jaarlijks zo’n 3,5 ton op aan huur. Daarmee kan Impact haar medewerkers financieren die de doelgroep begeleiden. Rikmanspoel: ‘Maar liever zet ik dit geld in om mensen uit de Participatiewet te verlonen, eventueel zonder beroep te doen op een bijdrage van de gemeente. Gemeente blij, maar vooral de klanten uit de doelgroep blij met een betaalde baan.’ De directeur benadert de ondernemers vanuit de arbeidsmarktregio. ‘Ik benader ze dus niet vanuit één SW-bedrijf, of vanuit twee gemeenten. Dat lijkt een kleinigheid, maar met die benadering komen we ook goed binnen in bijvoorbeeld de centrumgemeente Zwolle.’
 
Verbinding met beide gemeenten
Wat was voor de directeur de grootste uitdaging sinds hij vier jaar geleden begon bij Impact? Het lastigste was de verbinding met beide gemeenten tot stand te brengen, antwoordt Rob Rikmanspoel. ‘Iedereen op het stadhuis moet mij kennen, zeg ik altijd. En daarbij wil ik ze natuurlijk graag verleiden om meer gebruik te gaan maken van onze dienstverlening. Dat wij de gemeenten wilden ontzorgen, betekende dat de consulenten van de gemeenten maar ook wij uit het “wij-zijdenken” moesten komen. We moesten voorkomen dat als de gemeente ons vroeg één persoon te plaatsen en dat lukte onverhoopt niet, dat de gemeente dan zou zeggen: “Zie je wel, ze kunnen het niet.” Ik snap best dat gemeenten soms wat minder positief denken over SW-bedrijven, want ze kostten en kosten soms veel geld. Ook wij kregen vooral complimenten van organisaties om ons heen en niet zozeer van de gemeenten, onze eigenaren. Maar vergeet niet waar we vandaan komen. Vergeet niet dat de decentralisatie van de arbeidsmarkt tot een onlogische situatie leidde. Relatief kleine gemeenten zoals Kampen en Dronten hadden een eigen re-integratieafdeling. En tegelijkertijd is er Impact dat goed functioneert, dat maatschappelijk en financieel rendabel is. In een grotere gemeenten kan dat misschien functioneren, maar in onze gemeenten leek het mij niet verstandig dat die twee langs elkaar heen werken, maar juist alles samendoen. Vanaf dag één was er de uitnodiging om zo snel mogelijk met elkaar te werken. Hier is dat inmiddels gelukt, maar aanvankelijk zaten we op aparte eilanden. Het is mooi om te zien hoe de gemeenten, het UWV en scholengemeenschappen ons steeds beter vinden. Zo worden wij steeds meer de schakel tussen deze verschillende partijen. Zulke successen bewijzen dat men nóg meer gebruik mag maken van ons.’
 
Vijf proposities
Op zijn eerste werkdag bij Impact kreeg Rob Rikmanspoel van de financiële afdelingen van beide gemeenten te horen dat Impact alleen maar geld kostte en een black box was. ‘Zelf zag ik de potentie, maar hoe breng je die boodschap over? We hebben dat opgeknipt in vijf proposities. Groen moet commercieel rendabel zijn en ontwikkel-werkplekken bieden. Productie werkt met commerciële prijzen voor bedrijven als Breman Installatie en Schiphol. Dagbesteding is er voor de ‘onderkant SW’ en Wmo-cliënten, eventueel met extra begeleiding. Re-integratie is zakelijk ingericht en resultaat gedreven. En tot slot is er het Participatiehuis, dus verhuur. Binnen deze proposities bieden wij continu ontwikkel-werkplekken aan. Die vijf proposities hebben hun eigen exploitatie en manager. Zij krijgen de kans om financieel en of maatschappelijk rendabel te zijn. Lukt dat niet, dan kan het bestuur van Impact zeggen: “Dit gaan we anders doen, dit kan een ander bedrijf beter doen.”’
 
Altijd kijken wat wel lukt
Volgens Rob Rikmanspoel begint bemiddeling bij Impact met de vraag: wat kan iemand wel? Het is een vraag de laatste jaren vaak wordt gesteld in het sociaal domein. Maar hoe ziet dat er in de praktijk uit? Rikmanspoel geeft een voorbeeld. Bij Van Dijk Schoolboeken in Kampen, waar Impact via een groepsdetachering aan de slag is, werkt een combinatie van SW’ers, PW’ers, statushouders en medewerkers die niet uit de doelgroep komen. ‘Dat kan alleen met goede begeleiding,’ zegt Rikmanspoel erbij. ‘Maar er is ook een hbo-student die als voorman onze mensen begeleidt. Hij zocht via ons een baantje daar, maar wij zagen zijn potentie en haalden onze voorman terug, zodat die hier intern weer aan de slag kon.’ Nog een voorbeeld zijn de voedselboxen uit Flevoland. Deze komen voort uit de wetenschap dat tachtig procent van ons voedsel in Nederland uit de polder komt. En daarvan wordt tachtig procent geëxporteerd naar het buitenland. ‘Wij kijken hoe we inwoners in onze regio meer gebruik kunnen laten maken van wat hier al is.’ Zo kwam Impact samen met Flevofood ­­– een netwerkvereniging van Flevolandse voedselbedrijven – op het idee om voedselboxen te maken voor de Flevopolder. Ook hier gaat het om een combinatie van medewerkers uit de brede doelgroep en niet-doelgroep. ‘Zij pakken die boxen in en zorgen dat de orders klaar staan. Dat zijn mooie voorbeelden van hoe mensen zich kunnen ontwikkelen. En is een stap vooruit even te veel gevraagd, dan is ook een tijdelijke stap terug mogelijk.’
 
Participatiewet
Want dat is een van de pluspunten van de Participatiewet, zegt Rob Rikmanspoel: het fenomeen simpel switchen en het feit dat Impact als veilige back-up kan dienen: ‘Lukt het even niet in het bedrijfsleven, dan kom je hier terug in plaats van meteen de bijstand in.’ Hij prijst ook het feit dat Impact zich dankzij diezelfde wet mag inspannen voor een brede doelgroep. En hij is fan van de participatieladder, het instrument dat in beeld brengt hoe de doelgroep het doet over de volle breedte van re-integratie, inburgering en educatie. ‘Dat moet van onze Participatiehuizen afspatten. Hier gebeurt hét.’
Tot zover de pluspunten. Want Rob Rikmanspoel heeft ook twee zorgen als het gaat om de Participatiewet en de arbeidsmarkt in brede zin: ‘Ik vraag me af of het bedrijfsleven wel een structurele oplossing kan bieden voor onze doelgroepen. Daar zit mijn zorg. Liberale denkers zoals Mark Rutte praten graag in termen van bedrijfsleven, sociaal ondernemers en maatschappelijke bv’s. Maar ik betwijfel of het bedrijfsleven voldoende kan en wil doen om al die mensen in onze doelgroepen aan het werk te krijgen. Vandaar dat ik verwacht dat een bedrijf als Impact altijd noodzakelijk is en blijft als schakel tussen overheid en ondernemers.’
Hij plaatst een tweede kanttekening bij de Participatiewet. ‘Ik verwonder mij erover dat er meer en meer zichzelf benoemde sociaal ondernemers mijn werkveld binnenkomen en dat zij de doelgroep zien als verdienmodel. Ik vind het een oneigenlijke ontwikkeling. Terwijl ik van nature graag met iederéén de verbinding wil aangaan om met elkaar voor de doelgroep de kortste weg naar werk te faciliteren. Maar wat is de gemiddelde levensduur van een zelfbenoemde sociaal ondernemer? Ik denk maximaal vijf jaar. Helaas biedt de Participatiewet ook zulke ondernemers de ruimte.’ Ook dit illustreert hij met een voorbeeld. ‘De gemeente Kampen vroeg mij laatst of ik kon helpen omdat een Wmo-zorgbedrijf failliet is gegaan waar helaas niet veel meer gebeurde dan bingo spelen. Mensen gingen daardoor de straat op en deden dingen die ze niet moeten doen. De klanten van dit zorgbedrijf kwamen ook nog eens niet hier uit de buurt, maar werden weggehaald uit Rotterdam. Vind ik niet kunnen.’
 
Publiek-private uitvoering
‘Hoe ik op het verzoek van de gemeente Kampen heb gereageerd? Ik heb ze helaas moeten teleurstellen, want de gevraagde dienstverlening paste niet bij Impact. Wat ik vanuit dit voorbeeld wél heb meegenomen naar Impact is het prikkelarm werken in de avonduren of ’s ochtends vroeg, hier in een van onze hallen, door ons georganiseerd. Dus dit krijgt nog wel een vervolg.’
Rob Rikmanspoel houdt van publiek-private constructies. ‘Bedrijfsmatig een publieke taak uitvoeren: dat is de kracht van de Participatiewet. Het bedrijfsleven moet het natuurlijk ook oppakken, maar ik ben voorstander van een stevig publiek fundament voor de zwakkere doelgroep.’ We moeten hem overigens niet verkeerd begrijpen, benadrukt hij: er zijn ook goede sociaal ondernemers. ‘Iemand als Gerwin de Vries van Zalsman Kampen, tevens bestuurslid bij Cedris. Hij is een ondernemer met een grote mond, maar hij trekt wel een bijpassende broek aan. Hij pakt mensen uit de doelgroep op, ontwikkelt ze met uiteindelijk een passende verloning. En dit in een goede samenwerking met ons. Daar heb ik waardering voor.’
 
Participatiehuizen
Een van de vijf genoemde proposities verdient tot slot nog nadere aandacht: de Participatiehuizen. Zo noemt Impact zijn twee bedrijfspanden in Kampen en Dronten. ‘Toen ik begon, kreeg ik als opdracht van de gemeenten: bouw af. Het aantal SW’ers zou alleen maar afnemen, de gemeenten dachten aanvankelijk dat ze het beter zouden kunnen dan Impact. Ik heb dat vertaald in: “Laat mij dan een plan maken, in stapjes, meningen ophalend bij alle stakeholders van Impact.” Het was een proces waarbij we “van buiten naar binnen” hebben gekeken. En onze legitimatie opnieuw hebben bevestigd door Impacts toegevoegde waarde duidelijk te vertalen naar een nieuwe strategische koers. Hierin staat onder andere dat elke stad, elk dorp of gehucht een participatiehuis verdient.
‘Toen u hier binnenkwam, bent u ontvangen door Ellen, u stond op dat moment in het lunchcafé van onze horecaondernemer. Het idee is dat als je je in dat lunchcafé kunt redden, dan kun je ook bij Van der Valk in Zwolle werken of bij een andere horecagelegenheid. Ellen participeert dus.’ Maar “participatiehuis” slaat ook op het feit dat Impact ruimten verhuurt aan allerlei organisaties. ‘Als je hier binnen komt, is rechts meteen ons Werkcafé, dat je kunt zien als onze groepstrainingsfaciliteit of ons mobiliteitscentrum. Daar meld je je, daar zitten het Werkgeversservicepunt, Tactus Verslavingszorg, Stichting MEE, Dimence (hulp naar zelfstandig wonen voor jongeren vanaf 15 jaar met een ontwikkelingsstoornis), vrijwilligersorganisaties, een taaltrainingsorganisatie, ambulante hulp, een uitzendbureau en jobcoaches. Deze partijen zijn elkaar steeds beter gaan vinden. Als inwoner van Kampen kun je hier dus naar verslavingszorg én je kunt via het uitzendbureau werk zoeken. Dankzij dit Participatiehuis vinden de organisaties in het sociaal domein elkaar veel makkelijker. Want de basis onder het succes van een bedrijf als Impact is altijd de verbinding met de gemeenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dit bedrijf is van ons allemaal. Vandaar ook dat werkconsulenten en klantmanagers van de gemeente sinds 1 april van dit jaar in ons Participatiehuis werken. Voorheen zaten zij in het stadhuis van Kampen, dat werkte het wij en zij-denken in de hand. Nu zijn we één partij. Het idee daarachter is dat we het hele proces rondom werk onder één dak aanbieden. Het moet logisch zijn dat je hier aanklopt als je een baan zoekt of een uitkering wilt aanvragen. Maar ook als je op zoek bent naar personeel, loop je hier binnen.’
 
Droom
En zo komen we uit bij de droom van Rob Rikmanspoel. Want die heeft hij, vertelt hij aan het eind van het gesprek. Hij werd ertoe geïnspireerd in Engeland. ‘Wat ik mooi vond bij woningcorporaties daar is het idee van een “Arms Length Management Organisation” (ALMO): een inwoner wordt daar begeleid op alle levensgebieden: van huisvesting tot werk, van gezondheid tot schuldsanering. Mijn ambitie is om ook hier middels onze Participatiehuizen het hele maatschappelijke speelveld slimmer te verbinden, over organisatiestructuren heen te denken en handelen, de mens als geheel te zien. Dat kunnen wij als Impact natuurlijk niet alleen, en het kan ook niet op korte termijn, maar die discussie wil ik wel voeren, met het Werkcafé als voorbeeld. Geef mij maar een opdracht van vier jaar, dan neem ik de wethouders daarin mee en gaan we het nog slimmer organiseren, zodat we ook nog eens de juiste maatschappelijke prestaties met elkaar leveren met minder geld. Dat zou ik heel gaaf vinden. Dat is mijn droom.’

Bron: Uit SW-journaal oktober editie.
Vorige





Inburgeren